Apache
Het Apachean of de zuidelijke Athapaskan taal en daardoor ook de Apachen zelf, kunnen verdeeld worden in zeven stammen: de Navajo, Westerse, Chiricahua, Mescalero, Jicarilla, Lipan en de Kiowa Apachen. De Navajo werden beschouwd als een aparte eenheid, door toedoen van ontwikkelingen in hun cultuur, maar hun Apache afstamming wordt niettemin weergegeven door opvallende gelijkenissen met bepaalde Apache trekken. Hierdoor zullen we de Navajo Apachen verder in deze beschrijvingen achterwege laten.
De sociale structuur van het Apache volk volgde een typisch patroon. De bevolking was dun verspreid in kleine groepjes over de grote stammen territoriums. Zo'n bestaan in een ruwe omgeving leende zichzelf niet tot een geordende sociale structuur. Als gevolg was de samenhang van de stam minimaal, zonder centrale bevelhebber, het bestond fundamenteel uit herkenning van een aparte cultuur en gastvrijheid voor hen met dezelfde gebruiken, taal en kleding. Ook hadden leden van een bepaalde Apache stam tot op zekere hoogte een interne eenheid, besloegen bepaalde jachtgebieden, ze herkenden elkaars dialecten en de stam waarin ze geboren waren hun hele leven lang.
De Apachen brachten de koude wintermaanden door in de steden op de dorre vlakten waar de koude niet zo extreem was. Als in maart de lente kwam trokken de leden van de lokale groepen terug de bergen in naar hun hoofdnederzetting. Hier richtten zij hun groepswoningen op: koepelvormige hutten bestaande uit katoenhouten palen die in een cirkelvormige greppel worden geplaatst, naar elkaar toe worden gebogen en samengebonden met yucavezels. Uitgenomen in periodes van wind en regen werd dit frame enkel gedeeltelijk bedekt met een dak van bussels gras, gebonden met yucavezels en doorgaans ook verschillende dierenhuiden. Dit was het typische onderkomen van de Apachen, het kon gemakkelijk worden opgebouwd en even gemakkelijk verlaten als ze op de vlucht moesten, de tipi werd meestal gebruikt op de vlakten.Graafstokken braken de grond voor het planten van gewassen, waarschijnlijk bewaterd door grachten. De gewassen werden verzorgd door de jongeren en de ouderen, terwijl er een constant komen en gaan was van groepjes jagers en verzamelaars. De vrouwen van de uitgebreide families vormden een bestendige, ervaren verzamelaars eenheid, die dikwijls naar naburige gronden trokken voor een dag werk. Ook werden er grote trektochten georganiseerd die bestonden uit grote groepen jagers of verzamelaars, of een combinatie van de twee die voor enkele weken onderweg waren.Na de langverwachte oogst van de eerste groene groenten, de smalbladige yuca, zochten groepen vrouwen naar yuca bloemen, pijlpunten, wilde ajuinen, cactusvruchten en verschillende bessen. De grootste trektocht had plaats in mei als de meerderheid van de vrouwen van de lokale groep, met alle mannelijke assistentie die zij konden krijgen, naar een gebied trokken dat rijk was aan de nieuwe hoogoprijzende, roodachtige naaldstengels van de mescal of agave, ook bekend onder de naam centurie plant. De mescalstengels werden afgesneden, tot moes gestampt en geroosterd, en de zware vlezige knollen werden uit de grond gepeuterd met puntige stokken.De vrouwen werkten koortsachtig aan het vergaren van grote hoeveelheden van de 60 cm diameter mescalknollen, die ze stapelden in een grote roosterput die uit de harde droge grond werd gehakt. Hete stenen stoomden de knollen tot een pasta die onmiddellijk werd gegeten of tot platte koekjes geplet en in de zon gedroogd. De gedroogde mescalknollen werden naar huis gedragen door zwaar beladen paarden, in een uitgestrekte stoet, vergezeld door de zingende en kwetterende vrouwen. De mescal was héél voedzaam en kon oneindig worden bewaard en was een hoofdbestanddeel van het Apache dieet.De zomer en herfst gaf hun wilde aardappelen en van een mengeling van eikels, bessen en bonen werden primitieve broden gemaakt; van gedroogde wilde kersen en frambozen maakten ze koekjes, jeneverbessen, aardbeien, pompelmoezen en zoete roze yuca vruchten; wilde tabak werd gesneden en gerookt.In oktober werd het eigen graan geoogst en gegeten, bewaard of gebrouwen door de vrouwen in een licht granenbier, "tiswin" genoemd door de bleekgezichten. De late herfst was de beste jachtperiode terwijl vrouwen en kinderen grote aantallen eikels, noten en zaden opstapelden. Als de winter kwam, dit seizoen werd Ghost Face genoemd, zochten de Apachen onderdak in de laagland steden. Het vergaren werd dan grotendeels gestopt terwijl de strooptochten voor voedsel zorgden. Ingemaakt voedsel en een kleine hoeveelheid klein wild werd voor noodgevallen opgeslagen in geheime bergplaatsen die zich in verzegelde grotten bevonden en voorzagen de Apachen van voedsel tot de yuca terug de komst van de lente aankondigde.De Apachen waren in hoge mate afhankelijk van de natuur. De stammen verplaatsten zich volgens een seizoensgebonden patroon dat veranderde naargelang de omgeving, zo had elke groep zijn eigen specialiteit naargelang wat het gebied voortbracht.
De Apaches bestaan nog steeds. Natuurlijk is hun manier van leven niet helemaal hetzelfde meer, maar traditionele dansen, parades, kunsten en ambachten worden nog steeds op dezelfde wijze beoefend. Tijdens de traditionele dansen hangen de Apaches een rammelaar aan hun enkels, knieën of ellebogen. Deze maakten dan extra muziek tijdens het dansen.
Een bekende Apacheleider was Geronimo (1829 - 1909). Hij was de leider van de Chiricahua. Hij leidde tijdens de opstanden de indianen tot in Mexico. Uiteindelijk werd hij gevangen genomen en naar Florida verbannen. Eenmaal hij vrijkwam, werd hij gekroond tot nationale held.
De sociale structuur van het Apache volk volgde een typisch patroon. De bevolking was dun verspreid in kleine groepjes over de grote stammen territoriums. Zo'n bestaan in een ruwe omgeving leende zichzelf niet tot een geordende sociale structuur. Als gevolg was de samenhang van de stam minimaal, zonder centrale bevelhebber, het bestond fundamenteel uit herkenning van een aparte cultuur en gastvrijheid voor hen met dezelfde gebruiken, taal en kleding. Ook hadden leden van een bepaalde Apache stam tot op zekere hoogte een interne eenheid, besloegen bepaalde jachtgebieden, ze herkenden elkaars dialecten en de stam waarin ze geboren waren hun hele leven lang.
De Apachen brachten de koude wintermaanden door in de steden op de dorre vlakten waar de koude niet zo extreem was. Als in maart de lente kwam trokken de leden van de lokale groepen terug de bergen in naar hun hoofdnederzetting. Hier richtten zij hun groepswoningen op: koepelvormige hutten bestaande uit katoenhouten palen die in een cirkelvormige greppel worden geplaatst, naar elkaar toe worden gebogen en samengebonden met yucavezels. Uitgenomen in periodes van wind en regen werd dit frame enkel gedeeltelijk bedekt met een dak van bussels gras, gebonden met yucavezels en doorgaans ook verschillende dierenhuiden. Dit was het typische onderkomen van de Apachen, het kon gemakkelijk worden opgebouwd en even gemakkelijk verlaten als ze op de vlucht moesten, de tipi werd meestal gebruikt op de vlakten.Graafstokken braken de grond voor het planten van gewassen, waarschijnlijk bewaterd door grachten. De gewassen werden verzorgd door de jongeren en de ouderen, terwijl er een constant komen en gaan was van groepjes jagers en verzamelaars. De vrouwen van de uitgebreide families vormden een bestendige, ervaren verzamelaars eenheid, die dikwijls naar naburige gronden trokken voor een dag werk. Ook werden er grote trektochten georganiseerd die bestonden uit grote groepen jagers of verzamelaars, of een combinatie van de twee die voor enkele weken onderweg waren.Na de langverwachte oogst van de eerste groene groenten, de smalbladige yuca, zochten groepen vrouwen naar yuca bloemen, pijlpunten, wilde ajuinen, cactusvruchten en verschillende bessen. De grootste trektocht had plaats in mei als de meerderheid van de vrouwen van de lokale groep, met alle mannelijke assistentie die zij konden krijgen, naar een gebied trokken dat rijk was aan de nieuwe hoogoprijzende, roodachtige naaldstengels van de mescal of agave, ook bekend onder de naam centurie plant. De mescalstengels werden afgesneden, tot moes gestampt en geroosterd, en de zware vlezige knollen werden uit de grond gepeuterd met puntige stokken.De vrouwen werkten koortsachtig aan het vergaren van grote hoeveelheden van de 60 cm diameter mescalknollen, die ze stapelden in een grote roosterput die uit de harde droge grond werd gehakt. Hete stenen stoomden de knollen tot een pasta die onmiddellijk werd gegeten of tot platte koekjes geplet en in de zon gedroogd. De gedroogde mescalknollen werden naar huis gedragen door zwaar beladen paarden, in een uitgestrekte stoet, vergezeld door de zingende en kwetterende vrouwen. De mescal was héél voedzaam en kon oneindig worden bewaard en was een hoofdbestanddeel van het Apache dieet.De zomer en herfst gaf hun wilde aardappelen en van een mengeling van eikels, bessen en bonen werden primitieve broden gemaakt; van gedroogde wilde kersen en frambozen maakten ze koekjes, jeneverbessen, aardbeien, pompelmoezen en zoete roze yuca vruchten; wilde tabak werd gesneden en gerookt.In oktober werd het eigen graan geoogst en gegeten, bewaard of gebrouwen door de vrouwen in een licht granenbier, "tiswin" genoemd door de bleekgezichten. De late herfst was de beste jachtperiode terwijl vrouwen en kinderen grote aantallen eikels, noten en zaden opstapelden. Als de winter kwam, dit seizoen werd Ghost Face genoemd, zochten de Apachen onderdak in de laagland steden. Het vergaren werd dan grotendeels gestopt terwijl de strooptochten voor voedsel zorgden. Ingemaakt voedsel en een kleine hoeveelheid klein wild werd voor noodgevallen opgeslagen in geheime bergplaatsen die zich in verzegelde grotten bevonden en voorzagen de Apachen van voedsel tot de yuca terug de komst van de lente aankondigde.De Apachen waren in hoge mate afhankelijk van de natuur. De stammen verplaatsten zich volgens een seizoensgebonden patroon dat veranderde naargelang de omgeving, zo had elke groep zijn eigen specialiteit naargelang wat het gebied voortbracht.
De Apaches bestaan nog steeds. Natuurlijk is hun manier van leven niet helemaal hetzelfde meer, maar traditionele dansen, parades, kunsten en ambachten worden nog steeds op dezelfde wijze beoefend. Tijdens de traditionele dansen hangen de Apaches een rammelaar aan hun enkels, knieën of ellebogen. Deze maakten dan extra muziek tijdens het dansen.
Een bekende Apacheleider was Geronimo (1829 - 1909). Hij was de leider van de Chiricahua. Hij leidde tijdens de opstanden de indianen tot in Mexico. Uiteindelijk werd hij gevangen genomen en naar Florida verbannen. Eenmaal hij vrijkwam, werd hij gekroond tot nationale held.